De Rechtbank Amsterdam heeft een verzoek tot stiefouderadoptie toegewezen, ondanks dat verzoeker en de moeder van het kind niet drie aaneengesloten jaren op hetzelfde adres hadden samengewoond voorafgaand aan het verzoek. Deze uitspraak toont de flexibele benadering van de rechtspraak bij de toepassing van de criteria in artikel 1:227 tweede lid BW voor toewijzing van stiefouderadoptie.

De zaak betrof de adoptie van een 14-jarig meisje door de stiefvader. Het kind was in 2010 geboren uit een relatie die kort na de geboorte eindigde. De biologische vader had geen contact meer met het kind en betaalde geen alimentatie. De moeder en stiefvader hadden sinds 2013 een relatie, woonden kort samen in 2016, maar gingen daarna weer apart wonen vanwege de complexiteit van hun samengestelde gezin. Pas in maart 2024 gingen zij officieel samenwonen en trouwden in september 2024.

De rechtbank oordeelde dat ondanks het ontbreken van drie jaar formele samenwoning, voldoende kwam vast te staan dat betrokkenen meer dan drie aaneengesloten jaren vóór de indiening van het verzoek een zodanige bestendige relatie hadden dat deze gelijk kon worden gesteld aan de vereiste samenleving uit artikel 1:227 tweede lid BW. Daarbij werd van belang geacht dat de stiefvader al jaren betrokken was bij de opvoeding en verzorging van het kind, en dat alle betrokkenen elkaar beschouwden als een gezin waarin stiefvader en kind elkaar zagen als vader en dochter.

De rechtbank benadrukte een belangrijke ontwikkeling in de jurisprudentie waarbij wettelijke termijnen in toenemende mate worden losgelaten wanneer deze geen zinvol doel dienen, met name in afstammings- en adoptiezaken. Deze benadering biedt meer ruimte voor maatwerk in complexe gezinssituaties.

De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde positief over het verzoek. Zowel de moeder als het kind stemden in met de adoptie. De biologische vader verscheen niet ter zitting en had geen verweer gevoerd. Het kind krijgt na de adoptie de geslachtsnaam van de adoptant.