Veilig thuis, wat nu?

Het traject van (jeugd)hulpverlening begint vaak met een melding. School, politie, een arts of een familielid kan deze melding doen bij Veilig Thuis. Veilig Thuis onderzoekt de melding eerst. Daarna beslissen zij welke hulpverlening nodig is.

Meestal neemt Veilig Thuis contact op met de ouder(s). U krijgt een uitnodiging voor een gesprek. Een medewerker wil mogelijk met u en/of uw kind spreken. Hiervoor vragen zij uw toestemming als het kind oud genoeg is.

Wij krijgen regelmatig de vraag: bent u verplicht om mee te werken aan het onderzoek? Juridisch gezien kunt u niet gedwongen worden om mee te werken. Het protocol van Veilig Thuis bepaalt dat medewerkers spreken met alle kinderen boven de vier jaar. Deze gesprekken voeren zij alleen met het kind. Als ouder hoeft u hier niet mee in te stemmen.

De medewerking aan een onderzoek van Veilig Thuis is vrijwillig. Dit geldt ook voor de gesprekken en voorgestelde hulpverlening. Vaak is het wel behoedzaam manoeuvreren. Veilig Thuis is bij een afwerende houding geneigd om te dreigen met gedwongen hulpverlening. Weet dat gedwongen hulpverlening altijd een beslissing van een rechter vereist.

Vrijwillige hulpverlening en drang

Jeugdbescherming komt op verschillende manieren in beeld bij ouders of gezinnen. Soms vraagt een ouder zelf om hulp. Soms doet iemand anders een melding bij Veilig Thuis of via de politie.

Het uitgangspunt in de eerste fase is belangrijk: de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het kind ligt zoveel mogelijk bij het gezin en netwerk van ouders. Dit geldt zolang de jeugdige veilig is. De hulpverlening richt zich vooral op deze vragen: “Wat is er aan de hand? Wat moet er gebeuren zodat het kind veilig is en blijft?”

Vindt Jeugdbescherming vrijwillige hulpverlening onvoldoende? Dan kunnen zij een drangtraject inzetten. Een drangtraject geeft ouders vaak het gevoel van een situatie “op het randje”. De hulpverlening laat bijvoorbeeld weten dat zij de situatie ernstig vinden. Zij vragen de Raad voor de Kinderbescherming om een raadsonderzoek uit te voeren.

Verder kan hulpverlening bepaalde normen stellen aan ouders over de veiligheid van het kind. Deze normen kunnen ouders het gevoel geven dat zij onder druk staan. Dit gebeurt als zij niet doen wat de hulpverlening vraagt. Uiteindelijk kan de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek bij de rechter indienen tot het onder toezicht stellen van een kind.